Bij een veehouder was twijfel gerezen omtrent de Bèta Caseïne-factor van Rivierduin Ebels Han nadat enkele dochters bij onderzoek de A1-factor bleken te hebben.
De veehouder heeft Van Haeringen Laboratorium (VHL) verzocht om de factor opnieuw te onderzoeken. In 2015 was de factor op basis van DNA-onderzoek van het haar bepaald als zijnde A2A2. Heronderzoek van dit haar bleek VHL niet mogelijk (te weinig goede haren beschikbaar) en daarom is een dosis sperma onderzocht. Op basis van dit heronderzoek kwam VHL tot de conclusie dat de Bèta Caseïne-factor van Rivierduin Ebels Han moest worden herzien naar zijnde A1A2.
De Blaarkopstichting betreurt het ten zeerste dat er kennelijk soms verschillende uitkomsten zijn. Eerder bleek ook al dat bij Bertus 13 de factor bij nader heronderzoek vanwege gerezen twijfel, niet A2A2 (zoals in eerste instantie bepaald door VHL) maar A1A1 te zijn.
De Blaarkopstichting draagt geen verantwoordelijkheid van de uitkomsten van VHL, zoals op deze website bij de stiereninformatie vermeld staat.